Mysterieuze trap Magnuskerk toch niet middeleeuws

ANLOO - Er is toch geen middeleeuwse trap opgegraven bij de grafkelder in de Magnuskerk in Anloo. Maar alle onderzoeken van de afgelopen tijd hebben wel meer informatie over de lange geschiedenis van de kerk opgeleverd: rond het jaar 900 werd er al gekerkt.
Aanleiding voor alle onderzoeken was de opening van achttiende-eeuwse grafkelder van een rijke familie.
Geen middeleeuwse trap
Tijdens de opgraving ontstond de gedachte dat de trap naar de grafkelder weleens middeleeuws zou kunnen zijn. De trap heeft grote dikke veldkeien, terwijl de kelder van gemetselde baksteen is. Op de plek van Magnuskerk hebben eerst andere kerken gestaan.
De bouwers van de grafkelder in de achttiende eeuw zouden de trap opnieuw hebben kunnen gebruikt omdat die er toch lag. Maar na onderzoek is het aannemelijk dat de stokoude grote keien uit de fundering van de huidige kerk en oudere kerken komen. Om de kelder en de trap aan te kunnen leggen moest een deel van de fundering weg.
Waarschijnlijk zijn toen de zware stenen opnieuw gebruikt. Archeoloog Pieter den Hengst is ervan overtuigd dat de trap achttiende-eeuws is. Zijn collega Cuno Koopstra twijfelt nog en wil graag verder onderzoek.
Geen DNA-onderzoek mogelijk
Dan de grafkelder zelf: daar moesten twee echtgenotes en een kind van de rijke landheer Unico Evert Alberda van Anloo worden gevonden, maar er kwamen resten van zeven mensen uit de kelder. Wie de zeven zijn, blijft een mysterie. Fysisch antropoloog Margot Daleman wil DNA-onderzoek doen, maar door de slechte staat van de botten en het ontbreken van gebitsresten, is dit niet mogelijk.
Uitvoerig historisch onderzoek van archeoloog Michèl de Jong leverde op dat in ieder geval twee echtgenotes en een kind van Alberda in de grafkelder moeten zijn begraven.
Maar de andere botresten kunnen ook uit de kerk komen, want vroeger begroef men de doden met 'status' in de kerk. De kerk is vaak op de schop gegaan, mogelijk zijn daarbij graven geruimd en de botten in de grafkelder gelegd.
C14-onderzoek
De Drentse professor Van Giffen groef in 1942 al eens het hele middenschip van de huidige kerk op. Daarbij stuitte hij op restanten verbrand hout en leem van eerdere kerkgebouwen. Van Giffen deed uitvoerig onderzoek maar dat werd nooit gepubliceerd. Archeoloog Pieter den Hengst heeft het werk van Van Giffen afgemaakt en al zijn gegevens opnieuw onderzocht. Zijn conclusie is dat de Magnuskerk zes of zeven voorgangers heeft gehad.
Om dat nog preciezer te kunnen vaststellen zijn de oude vondsten uit 1942 opnieuw onderzocht met de C14-methode. Die methode werkt als volgt: alle planten, dieren en mensen hebben koolstof in zich. Een deel van dit koolstof is C14. Als een organisme sterft, neemt in de jaren erna het koolstofgehalte steeds verder af. Dus hoe minder koolstof, hoe ouder het organisme.

Het jaar 900

De archeoloog peuterde uit de oude vondsten van Van Giffen stukjes hout. Bij het Centrum voor Isotopen Onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen zijn die stukjes onderzocht. Ze kregen ook jaartallen, maar de puzzel werd alleen maar groter. Het stukje uit de onderste laag van de kerk is jonger dan het stukje uit de laag erboven, en dat kan niet.
Nieuw onderzoek van meerdere oude vondsten kan mogelijk betrouwbaarder resultaat opleveren, maar de oude vondsten kunnen ook 'vervuild' zijn waardoor datering onbetrouwbaar blijft. Omdat C14-onderzoek erg duur is, blijft Den Hengst er nu bij dat de eerste kerk er rond het jaar 900 stond.
Romaans koor
Archeologen Cuno Koopstra en Pieter den Hengst wilden ook graag het koor van de kerk opgraven, maar dat was een brug te ver. Daarom werd er met een grondradar in de bodem gekeken. De uitslag daarvan laat zien dat het huidige koor van de kerk een forse Romaanse voorganger heeft gehad. Op de grondradar is de fundering duidelijk te zien.

Heb je een nieuwstip, nieuwe informatie óf heb je een foutje gespot? Stuur een bericht, foto of filmpje via WhatsApp of mail de redactie.