Van kiereboe tot oudste Oranje-rijtuig: Zestig jaar Rijtuigmuseum Nienoord

Die zestigste verjaardag van het Rijtuigenmuseum Nienoord wordt dit jaar gevierd met een jubileumtentoonstelling. Daarin zijn tientallen stukken uit de eigen collectie te zien, objecten in bruikleen en de meest recente aanwinst: een 'Pipowagentje'.
"Een woonwagen voor kinderen van lilliputters", destijds nog zo genoemd. Volgens de directeur van het museum, Geert Pruiksma, is hij van rond 1900. "Het komt uit een particuliere collectie maar we hebben 'm nog niet eens onderzocht. Die kinderen waren dus nóg kleiner en woonden hier echt in. Komisch en tragisch tegelijk: vrolijk gekleurd maar deze mensen verdienden geld met het tonen van hun afwijking. Misschien hadden ze geen keuze, omdat ze elders niet aan de bak kwamen."

Paardenstront en uitspanningen

Pruiksma weet als geen ander de tijd te schetsen waarin het straatbeeld werd bepaald door koetsen, nog niet eens zo lang geleden. "Denk eens aan al die paarden en wat ze achterlieten op straat, daar zat een hele organisatie omheen, om dat allemaal op te ruimen, want aan het eind van de dag lagen die straten vol..."
Straat is eigenlijk niet het goede woord, zegt Pruiksma: "Zo'n tweehonderd jaar geleden had je in het Noorden nog niet heel veel bestrate wegen." Op die onverharde, soms erg modderige wegen, reed van alles. Een combinatie van mens, techniek en paard. "En heel vaak, wanneer je de stad in wilde, Assen bijvoorbeeld, dan spande je uit buiten de stad en dan ging je met je waren het centrum in om de boel te verhandelen. Je had allerlei uitspanninkjes langs de stadsmuren, de poort, de gracht, of wat dan ook." Veel plekken herinneren ons daar vandaag de dag nog aan.

'Bezielde karren'

Praten we over vroeger dan hebben we het over een standensamenleving, en de koets van toen is te vergelijken met de auto van nu. "Zoals de stewardessen in het vliegtuig allemaal hetzelfde pakje aan hebben, de zogeheten 'corporate identity', hadden de jassen van de koetsiers op de bok de kleuren van het familiewapen. Of die waren op de deur geschilderd, als rijdende uithangborden. Wanneer je minder rijk was, had je gewoon een boerenkar. Mensen hadden weinig afleiding toen - ze zaten niet de hele tijd te 'appen' - dus die gingen 's avonds met een mesje dat hout bewerken, dat leverde prachtig ambachtelijk houtsnijwerk op: bezielde karren."

Koets zonder wielen en smeerlappen

Wat vroeger ook al bestond, was de 'rijtuigenbelasting', Pruiksma legt uit: "We hebben een koets in huis, zonder wielen. In de Gouden Eeuw waren er zoveel mensen die een koets konden kopen, dat het nogal druk werd op de kades. Het eenrichtingsverkeer is toen ook ontwikkeld. Toen is er een belasting geheven op de wielen. Maar: men haalde de wielen eraf en zetten ze op een soort geleiders neer. Die koetsen werden door het paard over de straat getrokken; ze werden sleepkoets genoemd, dat moet een enorm kabaal hebben gegeven. Ze hadden ook een oplossing voor het stroeve gekras op straat: die ijzers werden ingesmeerd met reuzel en dat deed men met een zogeheten smeerlap."
De jubileumtentoonstelling is bijna dit hele jaar nog te zien in het Nationaal Rijtuigmuseum op Nienoord, net over de grens in Leek. Het gesprek met Geert Pruiksma is terug te luisteren via de Drenthe Toen-podcast of uitzending gemist.

Heb je een nieuwstip, nieuwe informatie óf heb je een foutje gespot? Stuur een bericht, foto of filmpje via WhatsApp of mail de redactie.