Onderzoek naar historisch 'koloniegeld' vertelt verhaal van extreme controle

De Koloniën van Weldadigheid hadden een eigen betaalsysteem
De Koloniën van Weldadigheid hadden een eigen betaalsysteem © RTV Drenthe / Josien Feitsma
In Museum De Proefkolonie in Frederiksoord gaat het vanaf komend weekend over het koloniegeld. Piepkleine muntjes van 200 jaar oud die soms akelig belangrijk waren.
"Het zijn hele kleine objecten maar ze brengen je heel dicht bij de levens van de mensen vroeger", vertelt Alfred Geerts, conservator van Museum De Proefkolonie. "Ze zaten bij mensen in de broekzak, ze hebben ermee betaald, ze hebben zich er zorgen over gemaakt. Dit zijn hele bijzondere munten omdat ze hoorden bij een armenorganisatie. Een organisatie die altijd geld tekort had en toch een eigen munt ging uitgeven."

Controlemiddel

De Koloniën van Weldadigheid werden ongeveer tweehonderd jaar geleden opgericht met het doel om armoede in Nederland te bestrijden. Vanuit het westen van het land werden mensen naar deze koloniën gestuurd voor scholing en arbeid, zodat ze op die manier voor zichzelf konden gaan zorgen.
Het werd het begin van wat we nu kennen als onze verzorgingsstaat. Het kende een donkere kant en die wordt door nieuw onderzoek van Wiebe Nijlunsing en Wil Schackman naar de betaalmiddelen duidelijk. "Mensen waren met handen en voeten gebonden aan de Maatschappij van Weldadigheid", vertelt Nijlunsing.
"Er werd ze letterlijk met de invoering van de munten een stukje vrijheid afgenomen", vult Geerts aan. "Bijvoorbeeld Leidsche kaas, je zou kunnen zeggen de Goudse kaas van toen, dat werd gezien als snoeperij. Daar mochten ze niet te veel van hebben. Dat ging letterlijk op de bon."
Onderzoek naar muntgeld van de Koloniën van Weldadigheid

Alles binnenshuis

Het koloniegeld diende een groter doel. Er was voor het bestuur een goede reden waarom werd overgegaan op 'eigen geld'. "Mensen die daar binnenkwamen, die hadden helemaal geen geld," legt Nijlunsing uit. "Ze konden niks kopen en waren nog steeds arm. Die kregen toen voor het eerst briefjes uitgereikt, winkelkaartjes, daarmee konden ze dingen kopen die daar in de winkel te krijgen waren."
In 1823 kwamen in Veenhuizen de eerste muntjes. Nijlunsing: "Huismunten, koloniegeld, zo heette dat. Wat de meeste mensen meteen merkten is dat je op die manier geen alcohol kon krijgen want de koloniewinkels verkochten dat gewoon niet."
Bovendien was het voor de Maatschappij van Weldadigheid zelf van groot belang dat mensen niet buiten de koloniën dingen konden kopen. "Zodat ze op die manier niet het zilvergeld lieten wegvloeien uit de beurzen van de Maatschappij van Weldadigheid. Het geld bleef strikt binnen de grenzen van de koloniën."
Er waren een paar uitzonderingen. Bijvoorbeeld Joodse mensen die koosjer eten nodig hadden, dat niet binnen de grenzen van de Koloniën van Weldadigheid werd geproduceerd, of bakkers die aan de deur kwamen en niet zelf onderdeel waren van de Maatschappij. Zij konden bij de administratie de munten omwisselen voor zilvergeld.
De maatschappij van Weldadigheid kon dus precies bepalen waar geld aan werd uitgegeven. Ze oefende controle uit. Dat ging volgens Geerts soms best ver. "Sparen was verplicht, dat moest iedereen doen. Maar dat ging in een grote pot. Dat kreeg je later uitgekeerd. Sommigen wilden daar niet op wachten, dus wat gingen ze doen? Ze gingen het zelf achter de hand houden voor een slechtere week. Dat vond de Maatschappij van Weldadigheid niet leuk dus ze gingen op alle munten stempels drukken zodat ze precies konden onderscheiden welke munten nog geldig waren. Sommige munten hebben daarom een stempel."

Inefficiënt en duur

Heel efficiënt was het systeem niet. Iedere kolonie had zijn eigen betaalsysteem met muntjes, briefjes en lootjes. Nijlunsing: "Dat was wel erg eigenaardig. Je had best voor de hele Maatschappij van Weldadigheid hetzelfde geld kunnen bedenken. Maar nee, ze hadden in Frederiksoord, Willemsoord, Wilhelminaoord, Veenhuizen en Ommerschans allemaal hun eigen geld en dat was ook als zodanig herkenbaar."
Daarnaast was het betaalsysteem volgens Nijlunsing een hele dure operatie waarbij op een verkeerde manier zuinig werd gedaan. "Ze waren doodsbang dat ze te veel munten zouden slaan, maar het maakte ze niet uit hoe lang je daar mee bezig was. Ik noem dat 'penny wise pound foolish'." Dat gebeurde ook bij het materiaal waarvan de munten werden gemaakt. Zoals munten van gietijzer. Die waren groot, zwaar en ook nog eens erg breekbaar en gingen dus niet lang mee.

Expositie vraagt om goede beveiliging

Nijlunsing en Schackman deden vier jaar onderzoek in verschillende archieven. In de opslag van het Rijksmuseum in Vathorst lagen 250 munten waarvan niet bekend was dat het munten waren uit de Koloniën van Weldadigheid. Morgen verschijnen de resultaten van hun onderzoek in boekvorm. Ter gelegenheid daarvan is er in Museum De Proefkolonie een expositie met een dertigtal munten.
Volgens Nijlunsing is het een kleine tentoonstelling zonder hele dure muntjes. Hij hoopt later nog op een grotere tentoonstelling met de bijzondere muntjes die nog bestaan. Dat moet dan wel in een goed beveiligd museum zoals het Drents Museum, omdat ze daar beter beveiligd kunnen worden.

Heb je een nieuwstip, nieuwe informatie óf heb je een foutje gespot? Stuur een bericht, foto of filmpje via WhatsApp of mail de redactie.