'Hoe de doktersassistente mijn leven redde'

Het bevolkingsonderzoek redt levens (Rechten: ANP Foto/Koen Suyk)
Het bevolkingsonderzoek redt levens (Rechten: ANP Foto/Koen Suyk)
Ook jongens krijgen vanaf 2021 een inenting tegen HPV, het virus dat bepaalde vormen van kanker kan veroorzaken. Nu worden alleen meisjes ingeënt. De injectie voor alle kinderen komt in het Rijksvaccinatieprogramma.
Jaarlijks krijgen ongeveer duizend vrouwen en vijfhonderd mannen kanker door het virus. Meiden kunnen hierdoor baarmoederhalskanker oplopen. Jongens die met HPV zijn geïnfecteerd, kunnen daardoor mond-, keel-, anus- en peniskanker krijgen.

Lees meer: Jongens worden vanaf 2021 ook gevaccineerd tegen HPV

Ik ben journalist bij RTV Drenthe, en wil mijn eigen verhaal anoniem vertellen. Ik ben inmiddels 34 jaar oud. Dat betekent dat ik vijf jaar ‘te oud’ was toen de eerste HPV-vaccinatieronde van start ging. Ik denk dat je wel aanvoelt waar dit verhaal naartoe gaat.

Teruggestuurd

Toen ik vier jaar geleden de oproep op de mat kreeg om me voor een uitstrijkje te melden in het kader van het bevolkingsonderzoek, aarzelde ik geen moment. Ik stuurde hem meteen terug met de mededeling dat ik zwanger was, en dus niet mee kon doen. De tweede oproep volgde een half jaar later. Nou vooruit. Met lood in de schoenen meldde ik me bij de huisarts, want ja, ik denk dat het aantal vrouwen dat met plezier een uitstrijkje laat maken op de vingers van een hand te tellen is.
De assistente van de huisarts was een echte lieverd. Ze had geregeld dat iemand anders in de praktijk even op mijn kinderen kon letten, zodat ik daar niet over hoefde te stressen. Ze had het nog niet veel vaker gedaan, een uitstrijkje maken. Ik was de tweede. Het was zo gepiept en viel me alles mee, opgelucht ging ik weer naar huis. Zo. Dat is achter de rug. Dacht ik….

‘Dat stadium zijn we al voorbij’

Even in vliegende vaart de daaropvolgende weken door: Wachten, geduld, een telefoontje, doorverwijzing naar gynaecoloog. Inwendig onderzoek, biopten, meer wachten, meer geduld. Het zou allemaal meevallen, zei de dokter in het ziekenhuis.
Weer wat weken later. Onderzoek gebeurt altijd grondig bij laboratoria, dat kost tijd. De telefoon gaat. Ik schrik niet, ik wist dat de dokter zou bellen met de uitslag. Ik neem op. Ik luister. Ik schrik wel.
“We hebben iets gevonden”, hoor ik aan de andere kant van de lijn. Ik weet dat de uitslag van de biopten in gradaties wordt gemeten, de afwijking van de cellen worden uitgedrukt in Cin1, Cin2 of Cin3. “Welke Cin is het?” vraag ik. Het blijft even stil. “Dat stadium is het al voorbij. Kun je morgen langskomen? Dan hebben we nog een gaatje op de operatiekamer.” Dan ben ik even stil. Mijn hersenen schakelen van de tweede naar de vijfde versnelling. Morgen. Operatie. Oppas. Ik kijk naar mijn beste vriendin. Die was op de koffie en zit tegenover me aan tafel. “Kun jij morgen oppassen?”

Praten en opereren, gefeliciteerd

Laten we maar weer wat sneller door de weken heen scrollen. Er volgt een operatie. Een uitslag. Een gesprek. “Het lijkt nu schoon, maar we weten het niet zeker. Eigenlijk moet alles er uit. Had je nog een kinderwens…?” Nog een operatie.
Dan zijn we inmiddels een half jaar verder. De dokter belt me op, ze heeft goed nieuws. “Alles is weg, je bent weer helemaal beter.” Geen chemo, geen bestraling. Heb ik even geluk. Nu hoef ik vast nooit meer naar het ziekenhuis. Ik ben dan inmiddels 31, heb godzijdank twee bloedjes van kinderen, en daar zal nooit meer een broertje of zusje bij komen.

Pijn en verdriet

Nu ben ik 34. In de afgelopen drie jaar heb ik alsnog tientallen bezoekjes gebracht aan drie verschillende ziekenhuizen. Ik heb vrijwel elke dag pijn, in mijn buik, mijn rug. Aan alle onderzoeken en operaties heb ik een chronisch pijnsyndroom overgehouden, en het is de vraag of dat ooit helemaal over gaat. De pijn probeer ik te zien als betaling voor het leven. Als herinnering dat ik er, als ik niet mee had gedaan aan het bevolkingsonderzoek, waarschijnlijk over een klein aantal jaar niet meer geweest was.
Ik geniet van mijn kinderen en koester mijn stille verdriet. Een broertje of zusje had er best bij gekund, wat mij betreft. Dat zit er niet meer in, dus probeer ik er niet teveel over na te denken. Dat lukt bijna. Nu, na ongeveer 3 jaar, denk ik er nog maar eens per dag aan. Als ik geluk heb.
Waar ik ook regelmatig aan denk, is de doktersassistente. Ze was bijna nerveuzer dan ik, toen die ene dag van het uitstrijkje. Ze deed het prima, en grondig. En ze redde er mijn leven mee.
De schrijfster van dit verhaal wil anoniem blijven, omdat het een erg persoonlijk verhaal betreft, waar ze in de toekomst niet onverwacht mee geconfronteerd wil worden. Toch wilde ze haar verhaal delen als voorbeeld voor iedereen die te maken krijgt of te maken heeft met een soortgelijke situatie.

Heb je een nieuwstip, nieuwe informatie óf heb je een foutje gespot? Stuur een bericht, foto of filmpje via WhatsApp of mail de redactie.