Drentse hulp na Watersnoodramp: varkens, arbeiders met schop en tienduizenden guldens

Meteen na de Watersnoodramp in 1953, vandaag 70 jaar geleden, kwam Drenthe op grote schaal in actie. Van varkens en kleding tot aan opvangplekken en een nieuw dorpshuis, onze provincie probeerde op allerlei manieren het getroffen gebied erbovenop te helpen.
De lente was ongeveer een week oud toen in Zuidwest-Nederland eindelijk weer eens iets gebeurde om vrolijk van te worden. Drentse boeren konden het leed van hun collega's niet langer aanzien en besloten de helpende hand te bieden. Liefst driehonderd varkens en biggen werden met een paar vrachtwagens van Drenthe naar Breda gebracht. Een geschenk uit solidariteit van Drentse boeren, die zo de naar het rampgebied teruggekeerde landarbeiders een hart onder de riem staken.
Vanuit Breda maakten de dieren via kleinere auto's het laatste deel van de reis naar hun nieuwe eigenaren, door wie ze met enthousiasme en dankbaarheid werden ontvangen. Het betekende voor hen een eerste stap op weg van het herstel van de doorgaans kleine veestapel die zij bezaten en twee maanden eerder verloren bij de ramp.
Bekijk hieronder de beelden die het polygoonjournaal in 1953 maakte van de varkens die Drentse boeren aan hun collega's schonken:
Drents vee voor getroffen gebied Watersnoodramp
Het cadeau van de boeren uit Drenthe is slechts een voorbeeld van de massale hulp die op gang kwam in de provincie. De nood was dan ook hoog door de verwoestende kracht van het water. 1836 mensen, 47.000 stuks vee en 140.000 stuks pluimvee gingen dood door de overstroming van 150.000 hectare grond. Ook huizen en gebouwen raakten beschadigd. De totale schade bedroeg 1,5 miljard gulden.
Arbeiders met schop en melkers
Hulpverlening vanuit Drenthe kwam snel op gang. Zo gaven alle ambtenaren van de provinciale waterstaat aan te willen helpen in het rampgebied. Alle ambtenaren sturen richting het Zuiden bleek te veel van het goede, uiteindelijk vertrokken vijf mensen die voor de duur van twee weken aan het werk gingen om Zeeland te herstellen.
Maar natuurlijk was dat niet het enige. Tal van mensen wilden maar al te graag de handen uit de mouwen steken, zo blijkt uit een document dat is in te zien bij het Drents Archief. Uit Eelde kwam een motorbootbestuurder helpen. Emmen stuurde zo'n 200 tot 300 arbeiders. Havelte kon 20 mensen laten afreizen om vee te verzorgen. Meppel leverde 2 melkers af. Vledder 4 melkers, naast ook nog een chauffeur en een timmerman.
Zo gaat de lijst met hulptroepen nog even door. Dalen had 30 arbeiders met een schop klaar staan. Zweeloo kon 2 bussen vol leveren met mensen die met regenkleding, licht en schop aan het werk wilden. Daarachter reed een auto met daarin twee vrouwen die aan de slag gingen met een kookpot, aardappelen en erwten. Zuidwolde bracht 4 boerenknechten, een chauffeur en een boerenmeisje. Van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) uit Schoonebeek kwam versterking van zo'n 30 mensen. Meppel leverde liefst 50 melkers.
(Tekst gaat verder onder de foto)

Collectes
Omdat de bereidwilligheid om iets te doen voor Zuidwest-Nederland groot was, besloot het Rode Kruis een lijst op te stellen met goederen die het rampgebied goed konden gebruiken. Hierop stonden gebruikelijke spullen als dekens, kleding, handdoeken en een matras. Al op 4 februari had het Rode Kruis zoveel van bovenstaande ontvangen dat de inzameling tijdelijk werd stopgezet. Daarna werd vooral een beroep gedaan op mensen die de hulpverlening konden coördineren. Bijvoorbeeld op de terreinen van maatschappelijk werk en de verzorging van de slachtoffers.
Ook hebben meerdere inwoners van verschillende gemeenten gecollecteerd. Dalen zamelde 18.925 gulden in. Westerbork deed daar nog een schepje bovenop met 41.466 gulden. In een brief aan de commissaris van de Koning, geschreven op 6 februari, meldde Westerbork dat de giften nog steeds binnen druppelden. Zuidwolde maakte zelfs 50847,14 gulden over aan het Nationaal Rampenfonds. In maart werden veertien alleenstaanden en 51 gezinnen ondergebracht in Drenthe. Veruit de meesten verbleven in Hoogeveen.
De toenmalige gemeente Peize wilde zich ook van haar goede kant laten zien. In een opwelling gaf ze te kennen de Zeeuwse gemeente Abbenbroek te willen adopteren, maar dat stuitte vervolgens toch op verschillende bezwaren van beide kanten. De gemeente Wassenaar bood ook hulp aan de gemeente. De burgemeester van Peize snapte dat Wassenaar, gezien de afstand tot Abbenbroek, meer voor de hand lag.
Drenthehuis in Zeeland
Na al deze hulp in de eerste weken na de ramp werd Zeeland zo'n zeven jaar later opnieuw bijgestaan in de wederopbouw. In 1959 werd in Geersdijk, een dorp met zo'n 300 inwoners in de gemeente Noord-Beveland, een dorpshuis gebouwd op kosten van de provincie Drenthe. Dit gebouw werd in 1960 geopend en kreeg de naam 'Drenthehuis'. De locatie wordt gebruikt voor onder meer verjaardagen, verlovingen, trouwpartijen en vergaderingen.
Zo blijft de hulp van Drenthe aan het rampgebied ook nu nog iedere dag zichtbaar.
In onderstaande video brengt Omroep Zeeland een bezoek aan het Drenthehuis in Geersdijk:
Provincie Drenthe schonk na de Watersnoodramp een Drenthehuis aan Zeeland