Ruim vier decennia gevangenenbewaarder: Ebel Duursma uit Veenhuizen

Ebel Duursma aan de wandel met Lydia Tuijnman in Veenhuizen (Rechten: RTV Drenthe / Lydia Tuijnman)
Ebel Duursma aan de wandel met Lydia Tuijnman in Veenhuizen
Het is een mooie herfstochtend met van dat gele licht. We lopen langs de Oude Gracht in Veenhuizen, de woon- en werkplaats van Ebel Duursma, een fit ogende zestiger. Hij is al lang gevangenenbewaarder, zoals dat ooit heette. "Ja, deze baan heeft al heel wat namen gehad", beaamt Duursma: "ik ben heel vroeger begonnen als zaalopziener, toen werd ik cipier, toen heette het gevangenenbewaarder en ik ben nu senior penitentiair inrichtingswerker. Het is een hele mondvol, maar ik doe nog steeds hetzelfde werk."

Wasknijpers maken, een elitebaantje

In de tijd waarin Duursma voor justitie werkte is er veel veranderd. Duursma: "Het gevangenismuseum waar we nu langs lopen heette destijds 'de arbeid'. Daar zaten vier afdelingen waar gedetineerden werkten. Er was een houtbedrijf, een betonbedrijf, een metaalbedrijf en een schildersbedrijf. Dat hele complex is verhuisd naar de achterkant van het grondgebied van Esserheem. En hier hebben ze dus een museum van gemaakt. De arbeid was natuurlijk verplicht. Elke werkdag. Je kon niet in je bed blijven liggen. Ze maakten hondenhokken, betonplaten voor voetpaden en fietspaden, maar ook wasknijpers, daar kon je mooi bij zitten, dat noemden we een elitebaantje."
We lopen langs hoge metalen hekken. Het gebouw daarachter staat in Veenhuizen bekend als de Rode Pannen. Duursma: "Daar heb ik ook dienst gedaan. Dit was eigenlijk de strafafdeling van Veenhuizen. Als je iets uitvrat wat niet mocht dan kwam je op rapport, de directeur legde een sanctie op en dan mocht je een aantal dagen hiernaartoe. Dat vond niemand leuk, eenzame opsluiting en als je gewelddadig was dan kwam je 'op de fiets´. Zo heette het bed waar ze op vastgesnoerd werden tot ze rustig waren geworden. De meeste gedetineerden vonden het hier zo vreselijk dat ze er wel voor oppasten hier een tweede keer te belanden."
Interieur de Rode Pannen (Rechten: Collectie Gevangenismuseum)
Interieur de Rode Pannen

Gat vol oud brood

De Rode Pannen is trouwens de enige inrichting in Veenhuizen, zelfs in heel Nederland, waar nog nooit iemand uit ontsnapt is, vertelt Duursma: "Dat is uniek." Toch heeft er zeker één gedetineerde een dappere poging gewaagd. Duursma: "Dat was een ijverige meneer die al zover was gekomen dat hij al heel wat stenen uit de muur had losgemaakt. Jammer genoeg voor hem ontdekten de collega's tijdens een nachtelijke ronde, dat er licht uit de muur kwam. Hij had het aan de binnenkant goed gecamoufleerd met oud brood, maar was vergeten dat licht ook door heel kleine kiertjes kruipt."

'Je zag die spieren zwellen'

Duursma herinnert zich veel bijzondere gedetineerden. "Ik mag daar niet alles over vertellen, privacy he..." Maar zonder naam en toenaam kan het soms wel. Zeker als het al langer geleden is. "Ik had een keer een Antilliaanse meneer, die staat een uurtje buiten, in de luchtkooi, hier in de Rode Pannen. Toen kwam de technische dienst, die moest aan die kooi een bout vervangen, maar kregen die niet los, met geen mogelijkheid. En toen liep die gigantische man, die meer dan twee meter lang was, zo naar die bout, nam hem tussen zijn duim en wijsvinger... je zag je die spieren in die arm zwellen. En heel langzaam ging die bout gewoon los. Dat geeft je dan wel even te denken hoor."

Dorp zonder bejaarden

Het ooit verstilde gevangenisdorp is in de loop der jaren veranderd in een drukbezochte attractie. Duursma heeft daar geen moeite mee, integendeel. "Sommige oudere mensen van Veenhuizen vinden die drukte met al die toeristen helemaal niks. Ik vind het prachtig, maar ik kan me wel voorstellen als je hier jarenlang een serene rust gewend bent geweest en er ineens duizend mensen op de fiets langskomen, waarvan verscheidene doodleuk bij jou in de tuin een foto gaan staan maken, ja, dat is wennen. Aan de ander kant; vroeger hádden we hier helemaal geen bejaarden. Als je met pensioen ging of een andere baan kreeg moest je verhuizen. Wegwezen. Het waren tenslotte dienstwoningen. Als je man kwam te overlijden moest je als weduwe binnen een paar weken opkrassen. Dramatisch hoor. Ik weet van mensen die na veertig jaar huilend zijn weggegaan."

Erecode

Als jongeman heeft Ebel Duursma een paar keer bij de politie gesolliciteerd, maar dat liep op niets uit. "Op een gegeven moment, het was de derde keer, ben ik gewoon weggelopen tijdens het gesprek. Dan niet, dacht ik, stik er maar in. Toen kreeg ik een uitgeknipte advertentie van een oom van mijn vrouw, die zegt: je moet solliciteren, dat is een goeie baan voor je. Ik had nog nooit een gevangenis van dichtbij gezien, ik had echt geen idee waar ik aan begon, maar ik heb er nooit spijt van gehad."
Het werk is in de loop van de tijd veranderd, vindt Duursma. "Het is allemaal wat harder geworden, gedetineerden zijn agressiever. Vroeger had je nog een erecode tussen bewaarders en gedetineerden over bepaalde dingen. Als iemand een plakje kaas van een ander jatte, dan werden ze kwaad. Maar tegenwoordig, als je bij wijze van spreken een vloeitje neerlegt, is het binnen no time verdwenen. Dit werk is altijd in beweging. Het is een baan waar geen handboek van bestaat. Je groeit in het vak en je gaat gewoon mee, dat is ook het leuke, geen dag is hetzelfde."
Nog twee jaar heeft Duursma voor de boeg als justitiemedewerker. Het pensioen lokt hem niet echt. "Ik heb er nu 42-en-een-half dienstjaren opzitten, straks zit mijn carrière bij justitie erop. En daar zie ik nou al een beetje tegenop, want ik heb hartstikke fijn werk. Maar ja, het is een keer op."
Drenthe Toen maakte een serie van vijf gesprekken met Ebel Duursma, de eerste daarvan is aanstaande zondag 22 november te horen op Radio Drenthe, tussen 12.00 en 14.00 uur, daarna te beluisteren via uitzending gemist.

Heb je een nieuwstip, nieuwe informatie óf heb je een foutje gespot? Stuur een bericht, foto of filmpje via WhatsApp of mail de redactie.